:: Een bewijs van de realiteit::
Een wiskundig bewijs wordt in dit geval geleverd met een kansboom. Voordat we de kansboom
doorlopen, spreken we eerst af dat de prijs achter een bepaalde deur zit. Dit mag A, B of C
zijn, dat maakt niet uit. Voor alle drie gevallen kunnen we de kansboom doorlopen en levert dit
hetzelfde resultaat. We spreken af dat de prijs achter deur C zit!
Er zijn drie mogelijkheden: de kandidaat/finalist kiest deur A, B of C.
Voor het gemak noemen de kandidaat Henk. Het spreekt voor zich dat Henk net zo goed Femke
of Janneke had mogen heten. Veder hebben we te maken me een assistente. Laten we haar
Marjolein noemen.
Kandidaat Henk
/ | \
/ | \
/ | \
A B C
- Als Henk deur A kiest, welke deur maakt de alwetende assistente Marjolein dan open?
Dit is deur B. Marjolein weet immers dat de prijs achter deur C zit en zal die deur dus niet
open maken.
- Als Henk deur B kiest, welke deur maakt Marjolein dan open?
Dit is deur A vanwege de zelfde reden.
- Als Henk deur C kiest, welke deur maakt Marjolein dan open?
Dit is deur A of deur B. Dat maakt niet uit.
In alle drie gevallen heeft Henk twee keuzes:
Vasthouden of Wisselen. We vullen dit in de kansboom in:
Kandidaat Henk
/ | \
/ | \
/ | \
A B C
/ \ / \ / \
V W V W V W
Er zijn nu zes verschillende mogelijkheden:
1. Henk kiest deur A, gaat vasthouden en blijft dus bij deur A.
2. Henk kiest deur A, gaat wisselen en wisselt dan naar C (omdat Marjolein deur B opent)
3. Henk kiest deur B, gaat vasthouden en blijft dus bij deur B.
4. Henk kiest deur B, gaat wisselen en wisselt dan naar C (omdat Marjolein deur A opent)
5. Henk kiest deur C, gaat vasthouden en blijft dus bij deur C.
6. Henk kiest deur C, gaat wisselen en wisselt dan naar A of B (dit hangt er vanaf welke deur Marjolein opent).
De kansboom ziet er dan uiteindelijk zo uit:
Kandidaat Henk
/ | \
/ | \
/ | \
A B C
/ \ / \ / \
V W V W V W
| | | | | |
A C B C C A/B
In deze kansboom staat het wiskundige bewijs dat er een 2/3 kans is op de prijs bij wisselen
en 1/3 kans op een prijs bij vasthouden. Dit haal je als volgt uit de kansboom:
- Ga na wat er in de drie gevallen gebeurt als Henk gaat vasthouden en
beredeneer of Henk dan een prijs heeft:
1. Als Henk deur A kiest en deze vasthoudt, heeft hij dan prijs? NEE!
2. Als Henk deur B kiest en deze vasthoudt, heeft hij dan prijs? NEE!
3. Als Henk deur C kiest en deze vasthoudt, heeft hij dan prijs? JA!
Ga nu na wat er in de drie gevallen gebeurt als Henk wisselt:
1. Als Henk deur A kies en wisselt, heeft hij dan prijs? JA!
2. Als Henk deur B kies en wisselt, heeft hij dan prijs? JA!
3. Als Henk deur C kies en wisselt, heeft hij dan prijs? NEE!
Het bewijs is nu geleverd met de kansboom en beredeneerd in woorden.
Samengevat komt het er dus op neer dat als Henk vasthoudt, dat hij dan bij de drie
verschillende mogelijkheden slechts 1 keer een prijs heeft. Dat is dus 1/3 kans. Als
Henk wisselt, heeft hij bij twee van de drie verschillende mogelijkheden een prijs. Dat
is dus 2/3.
|